Geplaatst op 2 november 2020
Koken met kolen
Kool is van oudsher een veel gegeten groente in ons land, vooral in de winter. Kolen kun je namelijk lang bewaren. Ze zijn ook perfect krachtvoer om de winter door te komen, omdat er verschillende vitamines en mineralen in zitten. Tijd om meer te vertellen over de herkomst, de voedingswaarde en hoe je lekker kunt koken met de verschillende koolsoorten. Kolen bevatten vooral vitamine C. Deze vitamine heeft veel verschillende functies, zoals bijdragen aan het zenuwstelsel, de bloedvaten en een goede werking van het immuunsysteem. Daarom vermelden we per koolsoort hoeveel vitamine C erin zit.
Rode kool
Rode kool is één van de oudste koolsoorten en wordt vooral verbouwd in Noord-Holland. Gekookt is het een echte traditionele wintergroente. Voeg azijn toe tijdens het koken, dat zorgt ervoor dat de kool zachter wordt én het zorgt dat de kool een mooie rode kleur krijgt. Gekookte rode kool doet het altijd goed bij hachee en gekookte aardappels. Je denkt er misschien niet zo snel aan, maar je kunt deze kool ook rauw eten. Rasp en marineer de kool, bijvoorbeeld in yoghurt. In combinatie met hazelnoten, verse dille en gedroogde cranberry’s maak je een heerlijke salade. Vitamine C: ++ (60 mg per 100 gram).
Witte kool
Witte kool is een heerlijke basis voor veel verschillende gerechten. In Nederland wordt het zowel gekookt als gebakken gegeten. Misschien eet je het weleens onbewust, want deze koolsoort wordt veel gebruikt in kant-en-klare groentepakketten. Witte kool slinkt tijdens het bereiden nauwelijks. Om aan 250 gram groente te komen, heb je 250-300 gram verse kool nodig. In mediterrane landen eet men vaak koolsalade met citroensap, olijfolie, zout en peper. Ook voor deze kool geldt dat de groente zachter wordt als je zuur toevoegt. In Nederland kennen we witte kool vooral als zuurkool. Door het fermenteren ontstaat vitamine K, een belangrijke vitamine die onder andere een rol speelt bij het in stand houden van sterke botten. Vitamine C: + (29 mg per 100 gram).
Chinese kool
Deze prachtige wit met groene kool komt van oorsprong uit het noorden van China. Er zijn twee soorten: het granaattype, met langwerpige, stugge bladeren, en het veel zachtere Japanse type, dat kort en breed is. In tegenstelling tot witte kool slinkt Chinese kool flink tijdens de bereiding. Reken daarom 400 gram rauwe kool voor een portie van 250 gram. In China wordt de kool vooral gewokt: olie in de pan, flink wat knoflook erbij en daarna de kool toevoegen. Chinese kool heeft een lichtzoete smaak, daarom smaakt deze koolsoort verrassend goed in combinatie met fruit. Ook lekker met satésaus. Vitamine C: + (23 mg per 100 gram).
Knolselderij
Knolselderij is officieel geen koolsoort, maar een valt onder de wortel- en knolgewassen. Deze knol van de selderijplant groeit net boven de grond. De bladeren kun je ook eten. Knolselderij wordt vaak gebruikt in stevige winterkost, maar het is ook een goede basis voor bijvoorbeeld een waldorfsalade met appel, walnoot en een yoghurtdressing. De knol is ook heerlijk in combinatie met aardappels, als puree of in een gratin met gruyèrekaas. Vitamine C: +/- (12 mg per 100 gram).
Spitskool
Spitskool wordt geoogst van het begin van de zomer tot en met maart. Deze zeer herkenbare kool is wat sappiger dan de andere soorten. Een gerecht met spitskool valt hierdoor wat minder zwaar op de maag. Voor 150 gram spitskool bij de warme avondmaaltijd heb je ongeveer 250 gram rauwe spitskool nodig. Het is erg lekker om spitskool te roerbakken met kerrie en ui. Ook is spitskool lekker in het Indonesische gerecht gado gado. Je kunt spitskool en de andere koolsoorten het beste bewaren in de koelkast. Wil je kool langer bewaren? Blancheer dan de gesneden groente en vries deze daarna in. De kool is dan 12 maanden houdbaar. Vitamine C: + (36 mg per 100 gram).